In order to ensure the highest quality of our services, we use small files called cookies. When using our website, the cookie files are downloaded onto your device. You can change the settings of your browser at any time. In addition, your use of our website is tantamount to your consent to the processing of your personal data provided by electronic means.
Back

De Holocaust een misdaad waar niemand iets van wilde weten

21.01.2022

Op 20 januari 1942, 80 jaar geleden, op een koude januaridag in de stad Wannsee bij Berlijn, onder leiding van Reinhard Heydrich, hoofd van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst en hoofd van de Reichssicherheitshauptamt, ontmoetten een groep van 15 vertegenwoordigers van de Duitse autoriteiten van het Derde Rijk en hoge SS-functionarissen elkaar. Het belangrijkste onderwerp van deze bijeenkomst was de coördinatie van de activiteiten van het Duitse bestuur in de bezette gebieden, die moesten leiden tot de uitroeiing van Europese Joden.

Wannsee-conferentie

De Holocaust - een misdaad waar niemand iets van wilde weten

Op 20 januari 1942, 80 jaar geleden, op een koude januaridag in de stad Wannsee bij Berlijn, onder leiding van Reinhard Heydrich, hoofd van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst en hoofd van de Reichssicherheitshauptamt, ontmoetten een groep van 15 vertegenwoordigers van de Duitse autoriteiten van het Derde Rijk en hoge SS-functionarissen elkaar.  Het belangrijkste onderwerp van deze bijeenkomst was de coördinatie van de activiteiten van het Duitse bestuur in de bezette gebieden, die moesten leiden tot de uitroeiing van Europese Joden. De besprekingen eindigden zonder enig bevel, geen aankondiging aan de wereld, maar het resultaat was een consensus om het beleid van uitroeiing van Europese Joden aan te scherpen en voort te zetten, dat voortaan systematischer, massaler en effectiever zou worden.  De wereld mocht er echter niet achter komen.

Duivels overleg

De Wannseeconferentie was een duivels overleg. Vanaf het uitbreken van de oorlog, in september 1939, voerden de Duitsers de vervolging van de Joodse bevolking in de veroverde gebieden in, maar de agressie tegen de Sovjet-Unie in juni 1942 zorgde voor nog grotere gewelddadigheid en het massale karakter van de anti-Joodse politiek die tot dusver werd uitgevoerd. In augustus hebben de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst 24.000 Joden afgeslacht in Kamieniec Podolski, rond september en oktober werden meer dan 30.000 Joden vermoord in Babi Jar aan de rand van Kiev, en tijdens de executies op 30 november en 8 december werden meer dan 30.000 Joden vermoord uit de getto van Riga. Tegelijkertijd begon in de herfst de bouw van vernietigingsfabrieken: de vernietigingskampen in Sobibór en Bełżec. Transporten uit heel bezet Europa brachten onder andere daar de hulpeloze Joden om in de gaskamers te vermoorden. Dit alles vond echter plaats in een zachte stilte.

Te hulp

Zoals afgesproken in Wannsee, werd de “Endlösung” gestart door Duitse besluitvormers in bezet Polen. In maart 1942 begon Operatie Reinhardt onder leiding van Odilo Globocnik, het hoofd van de SS in het bezette Lublin, op bevel van Himmler. Tot november 1943 vermoordden zijn troepen 2 miljoen Joden. In het door Duitsland bezette Polen was niet alleen de gewapende verzetsbeweging actief, maar ook de civiele en militaire structuren die een echte "Ondergrondse Staat" vormden, die ondergeschikt was aan de Poolse regering in ballingschap in Londen, die internationale erkenning had. Met het oog op de toenemende vervolging van de Joodse bevolking, besloten de Poolse ondergrondse autoriteiten een actie te starten om hun Joodse burgers te helpen. In september 1942 werd de Voorlopige Commissie voor de Hulp aan Joden opgericht, die op 4 december werd omgevormd tot de Raad voor de Hulp aan Joden (Żegota), gefinancierd door de Poolse regering in ballingschap in Londen. Het was de enige ondergrondse organisatie in Europa die gezamenlijk door Joden en niet-joden werd gerund en opereerde binnen de structuren die werden beheerd door de regering in ballingschap. De Poolse mogelijkheden waren beperkt, toch werden er pogingen ondernomen om onderdak te vinden voor Joodse medeburgers, valse documenten te vervaardigen en voor voedsel te zorgen, hoewel de Duitse bezetters hiervoor meedogenloos met de doodstraf bestrafte.

De missie van Jan Karski

Tegelijkertijd ondernam de Poolse Ondergrondse Staat, naast het helpen van de Joodse bevolking ter plaatse, ook stappen om de wereld te informeren over het tragische lot van de Joodse bevolking. In de herfst van 1942 arriveerde Jan Karski, een koerier van de Poolse Ondergrondse Staat, in Londen en presenteerde in zijn rapporten de situatie van de Joodse bevolking en de uitroeiing ervan door de Duitse bezetters. Om betrouwbare informatie te verkrijgen, ging Karski in het geheim het getto van Warschau binnen en, vermomd als Duitse soldaat, naar het doorgangskamp in Izbica. Hij had dus informatie uit de eerste hand. De door hem beschreven bevindingen werden in Londen overgedragen aan de regeringen van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. 

Nergens werd er echter belangstelling gewekt.  

Alleen de New York Times van 25 november 1942 publiceerde op pagina 10 een korte tekst over Himmlers plan om 250.000 Poolse Joden te vermoorden. Enkel dit en zelfs dit. Op initiatief van de Poolse autoriteiten in ballingschap vertrok Karski naar de Verenigde Staten om te getuigen van de misdaden waarvan hij getuige was. Op 28 juli 1943 werd hij zelfs ontvangen door de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt. Zijn verslag werd echter met ongeloof en onverschilligheid ontvangen.  Hij had ook veel andere gesprekken, waaronder met de rechter van het Hooggerechtshof Felix Frankfurt, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Cordell Hull, het hoofd van de Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst William Joseph Donovan, de aartsbisschop van Chicago Samuel Stritch en de invloedrijke rabbijn Stepchen Wise. De reacties waren vergelijkbaar: gebrek aan vertrouwen in Karski's getuigenis en gebrek aan wil om te reageren.  De vrije wereld zweeg over de misdaden van de Holocaust.

Nota van Raczyński

Voordat Jan Karski naar de Verenigde Staten vertrok, gebruikte de Poolse regering het materiaal dat hij had meegebracht in gesprekken met de Britse autoriteiten. Informatie over de tragische situatie van de Joodse bevolking werd op 1 december 1942 door de Poolse minister van Buitenlandse Zaken, Edward Raczyński, aan de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Anthony Eden, verstrekt. Raczyński stelde ook voor een multilaterale conferentie te organiseren om informatie over de misdaden gepleegd te verspreiden. Bij gebrek aan een Britse reactie besloot de Poolse regering een nota te richten aan de ondertekenende staten van de Verklaring van de Verenigde Naties. De nota, uitgegeven op 10 december 1942, bevatte gegevens over de huidige situatie van Joden in bezet Polen en wees op Duitse misdaden. Het bevatte ook een lijst met informatie- en protestacties van de Poolse regering over deze kwestie en riep westerse landen op om de misdaad te stoppen. In de laatste paragrafen riep de Poolse regering niet alleen op om de moorden te veroordelen en de schuldigen te straffen, maar ook om maatregelen te nemen die het gebruik van massavernietigingsmethoden zouden stoppen. De Poolse autoriteiten, die probeerden de feiten van de genocide op Joden in bezet Polen bekend te maken (afgezien van de officiële indiening van een nota), besloten ook een speciale brochure in grote oplage in het Engels uit te geven en deze te verspreiden door onder meer Poolse diplomatieke en consulaire missies. De publicatie was getiteld “The Mass Extermination of Jews in German Occupied Poland” en is thans beschikbaar op internet.

https://www.iwp.edu/wp-content/uploads/2019/05/20131119_PLtotheUNontheHolocaust.pdf

Stilte

De rapporten van Jan Karski werden bevestigd in latere verslagen van Witold Pilecki in 1943, die zich vrijwilliger in het kamp Auschwitz-Birkenau liet opsluiten om daar een verzetsbeweging op te richten en een rapport op te stellen over de daar gepleegde misdaden. Soortgelijke getuigenissen werden gevonden in de verslagen van twee Joodse vluchters uit Auschwitz: Rudolf Vrba en Alfred Wetzler, die in april 1944 wisten te ontsnappen. Toen de Poolse regering in ballingschap in 1942 echter opriep tot actie om de uitroeiing te stoppen, werd zijn stem met een doordringende stilte beantwoord. De architecten van de geplande misdaad in Wannsee bleven toen verborgen achter een sluier van zwijgzaamheid.

Door: Ambassadeur van de Republiek Polen Marcin Czepelak

{"register":{"columns":[]}}